Op 18 september 2019 adviseerde de A-G van de Hoge Raad al dat het in stand houden van een zogenaamd ‘slapend dienstverband’ niet toegestaan is, indien werknemer om beëindiging hiervan verzoekt (lees uitspraak). Bij prejudiciële beslissing van 8 november 2019 (lees uitspraak) heeft de Hoge Raad dit advies overgenomen.
Na twee jaar ziekte van de de werknemer – als de loondoorbetalingsplicht van werkgever op grond van artikel 7:629 van het Burgerlijk wetboek is opgehouden – is werkgever, ook indien werknemer om beëindiging van het dienstverband verzoekt, verplicht om aan werknemer de transitievergoeding uit te betalen. Deze wordt berekend aan de hand van het ontvangen bruto salaris en het aantal gewerkte dienstjaren: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ontslag/vraag-en-antwoord/hoe-hoog-is-de-transitievergoeding-als-ik-word-ontslagen. De berekening van de transitievergoeding wijzigt per 1 januari 2020, waarbij de verhoogde opbouw voor de eerste tien dienstjaren verdwijnt, waardoor de vergoeding lager kan uitvallen dan voorheen.